Veilig

‘’Wat maakt jou nu zo verdrietig?’’
Vraagt ze me.

Ik heb een kronkel van emoties die zich verklontert ergens in mijn borstkas en weet niet zo goed wat ik moet zeggen. Het beeld is nog altijd haarscherp en het verdriet voelt rauwer dan toen, omdat er nu de ruimte pas voor is. Ik kom niet goed uit mijn woorden, en ze blijft doorvragen:

‘‘Wat zou je tegen haar willen zeggen?’’

‘‘Ik weet het niet.‘‘

‘‘Wat zou je willen doen? Zou je haar willen knuffelen? Troosten?’’

‘‘Nee, nee ik wil haar beschermen, ze moet er weg.’’

‘‘Waar gaan jullie heen?’’

‘‘Veilig.’’

’’Veilig. Okay, denk daar maar aan.’’

De lampjes gaan weer verder. Dit keer is het niet terugtellen in stapjes van 7 vanaf 400, of dieren opnoemen met de letter R of vertellen wat er zich in mijn keuken bevindt terwijl ik op mijn bovenbenen sla. Dit keer kijk ik naar de lichtbalk en de gekleurde lichtjes die van links naar rechts gaan. Dit keer stap ik het beeld in.

In een dokterspraktijk in Nij Beets doe ik de deur open en bevries ik de situatie. Hij blijft verstijfd en hem negeer ik dan ook; Ik ben hier niet voor hem. Ik kniel naast het matras en neem haar in mijn armen, ik trek haar gele nachtjapon recht en in mijn hoofd beweeg ik ons naar huis. De trap hoeft ze niet op, mijn hoofd kan ons beide dragen. Ik open de voordeur, maak de kussens op, en leg haar daar neer. Ik stop haar in met sudoku’s een kruik en een flesje water. Onze teddybeer ligt naast haar.

Je bent veilig nu, lief. Ik beloof het je.

Ik kijk terug naar het beeld, en alleen onze schim ligt daar nog. Maar wij niet meer. Wij zijn ontsnapt. Wij liggen samen in bed en hij kan ons hier niet langer pijn doen.

Ze is veilig.
We zijn veilig.

Ik ben veilig.


Kus van de

MUS.

Vorige
Vorige

Gezond thuis

Volgende
Volgende

Amahoela